‘Wat een waardeloos boek,’ begint Els zuchtend.
‘Waarom hebben we dat boek in hemelsnaam gekozen?’ vraagt Marjan zich af. ‘Tja omdat het over een leesclub ging, ‘ zegt Bert, ‘maar wat een vervelende leesclub is dat. Zulke akelige personages.’
‘En al dat gezeur over kwaaltjes en gemopper op de overheid’ vult Joke, die zelf bij de gemeente werkt, aan. ‘En gezeik over de rol van de media,’ vult gepensioneerd journalist Bert aan. ‘Tja echt bejaardengemopper.’
‘Wel knap geschreven,’ vindt Hans.
‘Laten we er niet te veel woorden aan vuil maken’, vindt de gastvrouw. Ze pakt de glazen, en ontkurkt een fles rosé. ‘De voorraad rosé moet nu maar op. Het is september en het is afgelopen met de lange zomeravonden. Maar ik zie dat er nog een brownie ligt. Zullen we die verloten?’ vraagt ze.
‘Ik heb een beter idee ‘, zegt Joke, ‘die is voor de meest sneue persoon in ons midden, net zoals in de film Notting Hill. Eerlijk gezegd maak ik dan een goede kans.’
Bert: ‘Anders ik wel.’
Hans: ‘Dus we gaan om beurt vertellen wie de laatste brownie verdient, omdat hij of zij het aller-aller zieligst is.’
‘Ik speel wel jury, want ik voel me absoluut niet zielig’, zegt Karin stralend.
Ik heb weer een nieuwe liefde en ik verkocht mijn huis voor een prima prijs.’
Marjan: ‘Zal ik dan maar beginnen?’
‘Zoals jullie al weten ging mijn man er vorig jaar vandoor met een jonge collega en vanochtend viel er zomaar een tand uit mijn mond.’
Karin: ‘Heel zielig, je bent een kanshebber.’
Dan volgt Els: ‘Ik viel gisteren van de trap bovenop mijn oude kat. Ze stond niet meer op en bleef dood liggen.’
Karin: ‘geen kans, dan heb je geluk gehad. Die kat heeft je het leven gered met een zachte landing. Wie volgt?’
Joke: ‘Ik heb zo’n raar gezicht overgehouden aan een facelift. Ik zag jullie al schrikken toen ik binnen kwam. Het deed ook nog hartstikke zeer en mijn dochter stelde me een sluier voor.’
‘Tja, dat lijkt me niet fijn.’
Joke: ‘Niet lachen Karin, dat is vals. Schenk me nog maar een keertje in, Marjan. Dat ontspant. En jij Bert? Maak jij nog kans?’
‘Mijn oude moeder heeft haar testament gewijzigd. Alles gaat naar de zeehondencrèche.’
‘Haar goed recht,’ vindt Karin, ‘en je bent toch niet armlastig?’ Maak jij nog kans op de brownie, Hans?’
Hans: ‘Ik moet iets bekennen. Het boek dat jullie zojuist hebben gelezen is van mijn hand. Ik heb het geschreven onder pseudoniem. Misschien herken je wel iets van jezelf.’
Even later bij de voordeur. ‘Zonde van je overhemd, Hans. Die chocoladevlekken gaan er moeilijk uit. Probeer het eens met Vanish’