Tien Zutphense indrukken
In 2011 verscheen van mijn hand het boekje Tien Zutphense Indrukken over tien beeldend kunstenaars, die Zutphen uitbeeldden in grafiek. Het boekje en de prenten zijn te koop bij de Zutphense Galerie Bozana Milic. De complete tekst vindt u onder de knop
Tien Zutphense Indrukken
Een woord vooraf
"We zouden de wilgen vaker moeten knotten. Dan zou je nog beter zicht hebben op de Bult van Ketje vanaf die lichte knik in de Kanonsdijk. Als ik beeldend kunstenaar was, zou ik daar mijn Zutphenprent maken. In mijn jeugd fietste ik van Brummen naar school in Zutphen en toen al was het uitzicht, vanaf die plek, mijn favoriete blik op Zutphen.
Maar er zijn in deze stad zoveel schilderachtige plekken. Ik denk dat je nog lang door kunt gaan met het maken van Zutphenprenten. Het is een mooie formule. Als je gevestigde kunstenaars vraagt om zich te laten inspireren door Zutphen komt daar bijzondere Kunst uit voort. Het is mooi om in dit boekje te lezen dat meerdere kunstenaars zich verdiepten in de historie en via het stadsarchief hun weg vonden naar de oude verhalen van Zutphen.
Ik kocht mijn eerste prent in 2001. Het is de prent van Vincent van Ojen met het uitzicht op de stadswal vanaf de Martinetsingel. Het schilderij hing in de serre van mijn vorige woning aan de Deventerweg. Nooit heb ik kunnen bevroeden dat ik nog eens in deze prent zou wonen. In 2005 kreeg ik de kans om dit huis, gebouwd tegen de stadswal, te kopen. De eigenares had een oude tekening van haar huis in bezit met de titel: 'Een Burgemeestersdroom'. Toen ze zelf, op hoge leeftijd, besloot naar een verzorgingshuis te verhuizen, wilde ze mij als eerste de kans geven om het huis te kopen. Ze overleed kort voor de overdracht.
In 2003 kocht ik de prent van Xandra Donders. Niet iedereen ziet direct, dat het de Drogenapstoren is. Ik zag het meteen. Ik houd zeker zoveel van abstracte als van figuratieve kunst en ik vond het beeld en de kleuren meteen prachtig.
Op mijn werkkamer in het stadhuis hangen acht Zutphenprenten. Ik streef ernaar om ze allemaal bij elkaar te hangen, maar er zijn meer liefhebbers onder de collega's."
Arnold Gerritsen,
Burgemeester van Zutphen
De guts is mijn penseel
In 2001 maakte Vincent van Ojen (1960) de eerste Zutphenprent. Het is al weer lang geleden. Toch hoeft hij niet lang na te denken bij de vraag waarom hij koos voor het uitzicht op de stadwal en de Walburgiskerk vanaf de Martinetsingel. "Ik koos voor die tuinen," zegt hij, als hij de prent opnieuw bekijkt. Daarmee doelt hij op de bleek, waar vroeger de was te drogen werd gelegd. Van Ojen kiest in zijn werk vooral voor composities. Hij maakt zowel stillevens als landschappen en stadsgezichten. Maar het zijn voor hem gerangschikte vormen lijnen en kleuren. Er zit een bepaalde grilligheid in zijn werk, die alles te maken heeft met de techniek van de houtsnede. Ojen kan toveren met guts en inkt. "De guts is mijn penseel", zegt hij zelf. "Ik denk in kleuren en in die zin ben ik geen typische graficus. Die denken meer in zwart-wit."
In zijn atelier in de Annakerk in Helmond komen zijn geschilderde houtsneden tot stand. Daar heeft hij de ruimte om knielend op de grond te gutsen in de forse houten planken. Alles wat in de plank niet wordt weggesneden wordt ingerold met inkt en verschijnt bij het afdrukken als kleur en vorm op papier. Voor een prent gebruikt Van Ojen vijf tot zeven planken, die meerdere malen voor verschillenden drukgangen worden gebruikt in oneindig veel kleuren. Die kleuren drukt hij niet alleen naast elkaar maar ook transparant over elkaar.
Het maken van zulke grote houtsneden is spierballenwerk. Het snijden van de planken is zwaar en ook het gutsen vraagt om een goed conditie. Een klein blauw kinderstoeltje dient om even op afstand het werk te bestuderen.
"Tot en met de laatste plank ben ik beeldend bezig. Voor mij is het optimaal als ik tot en met de laatste plank blijf schilderen." Het beeld dat zo tot stand komt kan alleen maar een houtsnede van Vincent van Ojen zijn.
Licht is waar het mee begint
Waarom de Rodetorenstraat? Marcel Schellekens (1954) koos in eerste instantie niet voor een bepaalde straat. "Het ging me om de mooie lichtval en het zicht op de toren aan het eind van de straat. Eigenlijk is het altijd het licht, waarmee het begint." Hij maakte een paar foto's en ging thuis in Bergen aan zee in zijn atelier aan het werk. Met weemoed praat hij over dit atelier in een soort Villa Kakelbont, dat door meerdere generaties kunstenaars werd bewoond. Het interieur komt regelmatig terug in zijn schilderijen.
Zijn scheiding van de schrijfster Saskia Noort betekende ook een scheiding van deze werkplek. Nu woont en werkt hij tijdelijk in een hypermodern atelier achter een bedrijf aan een drukke provinciale weg. Het uitzicht op een waterlandschap vanuit zijn atelier maakt veel goed. "Ik ben geen buitenmens maar ik geniet wel erg van de meerkoeten, die nestelen tussen het riet."
Schellekens deed grafiek aan de Academie voor Beeldende kunsten in Utrecht. "Ik werkte naturalistisch en wilde de techniek van het etsen en drukken beheersen. Jeroen Hermkens was mijn jaargenoot en in feite hebben we het onszelf geleerd. Er was destijds weinig waardering voor ons soort kunst. Wilde je opvallen dan moest je abstract werk maken. We hebben onze eigen traditie gemaakt en zijn daarmee bekend geworden." Elke vrijdag is Schellekens terug in Utrecht in de grafische werkplaats, die hij deelt met Jeroen Hermkens en Frank Dekkers. Het drukken laat hij niet aan anderen over. "Je geeft dan iets heel wezenlijks uit handen."
De ets van de Rodetorenstraat is een ets gemaakt volgens de aquaprinttechniek. Schellekens maakte drie zinkplaten in de basiskleuren rood geel en blauw. Voor elke plaat een aparte kleur. Het warme kleurgebruik is kenmerkend voor de kunstenaar, die zichzelf een romantisch realist noemt. In deze Rodetorenstraat waan je je honderd jaar terug, ware het niet dat er een vuilniscontainer op de prent te zien is.
Jaromir en de Zutphenprent
Waarom koos Rita Lentz (1959) de Walburgiskerk? "Het kwam door Jaromir," vertelt ze. Volgens de legende werd de middeleeuwse monnik Jaromir, in deze kerk door de duivel, als hond vermomd, opgesloten." Lentz bezocht de kerk en de oude bibliotheek, de Librije, waar je de zestiende-eeuwse sfeer van de Kanunniken nog kan proeven. Ze vond de duivelse afdruk van de hondenpoot in een van de plavuizen en liet zich de legende over Jaromir vertellen. Zo kwam er in haar Zutphenprent een duivelse hondenstaart terecht en zie je Jaromir op de rug.
Lentz wil zich verbonden voelen met de onderwerpen van haar houtsneden. Liefst werkt ze naar het haar omringende landschap op de grens van Overijssel en Drenthe met het riviertje de Reest, die periodiek verandert in een kolkende watermassa. Het landschap is niet altijd herkenbaar, omdat ze steeds meer abstraheert. Het water, de aarde in al haar lagen en kleuren spelen een spel met de nerven van de door haar gekozen houtsoorten. "De houtnerf helpt mij heel erg om mijn ideeën vorm te geven. Het is de techniek die bij me past." Soms heb ik last van mijn schouders van het zware drukwerk, vooral bij de grotere prenten. Toch wil ik graag grote prenten blijven maken. Het maken van een houtsnede is heel solistisch ambachtelijk werk. Lentz maakt vele uren, staand achter haar drukpers. "Tweederde van mijn tijd is gewoon fabrieksarbeid," lacht ze.
Het is alweer ruim tien jaar geleden dat ze in het Singermuseum in Laren de Grafiekprijs won voor haar grafische kunst. Die prijs bestaat helaas niet meer en de museale belangstelling voor grafiek lijkt wat af te nemen. Het is niet de reden, waarom ze nu ook af en toe schildert. "De houtsnede blijft mijn 'stiel'. Daarin kan ik mijn gevoel het beste uitdrukken. En na al die jaren kan de techniek van de houtsnede me nog steeds verrassen."
Een haat-liefde verhouding
Waarom de Mariakapel van de Walburgiskerk? Ben Haggeman (1940) koos bepaald niet willekeurig. Het was niet de eerste keer dat hij de Walburgiskerk als onderwerp koos voor zijn geschilderde tekeningen. Haggeman is een veelzijdig kunstenaar. Hij begon zijn carrière als mode- en kostuumontwerper. Van theaterkostuums kwamen er gaandeweg decors bij. En van decors groeiden zijn onderwerpen naar grootse bouwwerken met een voorkeur voor gotiek.
"Mijn moeder was een hele goede coupeuse en mijn vader aannemer. Ik heb me eerst gericht naar mijn moeder, nu kijk ik met mijn vaders ogen naar gebouwen. Ik houd van veelvormige kathedralen, waar de hoogmis wordt gevierd en orgelklanken de kerk vullen. Het theatrale in de kerk blijft me boeien. Tegelijkertijd haat ik de gezagsdragers van die kerk, omdat ze mijn jeugd in Wichmond (Gld)verzuurden. Als misdienaar heb ik geleden onder de terreur van een pastoor. Bovendien moest ik in mijn middelbare schooltijd mijn homoseksualiteit verbloemen om niet uitgestoten te worden uit de katholieke gemeenschap, waarin ik opgroeide. Ik heb daar lang last van gehad, maar gelukkig kan ik mijn woede en frustratie kwijt in mijn werk. Ik laat de St.- Pieter regelmatig ontploffen in mijn tekeningen en in de Walburgis kerken in Zutphen en Arnhem laat ik duivels los of teken er figuren bij die de zeven ondeugden verbeelden."
Haggemans tekeningen en zeefdrukken hebben een aquarelachtige uitstraling, doordat hij werkt in dunne lagen van inkt en acryl met veel water.
Hij maakte verschillende tekeningen van de Mariakapel. In 1999 tekende hij de kapel alsof zich in Zutphen een aardbeving had voltrokken. In de Mariakapel op de Zutphenprent overheerst de liefde voor de architectuur van de kerk. Enerzijds is de tekening rijk aan details, anderzijds is de prent teruggebracht tot een bescheiden abstract beeld.
Een magisch ritme onder de Drogenapstoren
Waarom de Drogenapstoren? "Ik kwam hem tegen toen ik door Zutphen fietste en het was of ik een persoon ontmoette," vertelt Xandra Donders (1960). "Ik vond het een persoon met karakter. Er zit ook iets primitiefs in de toren, wat me aanstaat." Op het moment dat Donders rondkeek in Zutphen liep er iemand onder de toren met een gewaad aan. Ik zag het silhouet van een monnik. Daarmee had ik een vorm die ik kon herhalen in een magisch ritme." Donders wil haar prent niet abstract noemen. Ze werkt naar waarneming, maar vertaalt, wat ze ziet, naar haar eigen wereld. Haar kleurgebruik is beïnvloed door de periode dat ze in het Midden Oosten woonde en de kleuren zag van de zon in de woestijn. "Oranje is voor mij een heel positieve kleur."
Donders heeft een speciale techniek ontwikkeld om van haar oorspronkelijk werk in acryl door middel van linosnede een klein oplage te maken. "Ik heb mezelf die techniek aangeleerd, omdat ik als beginnend kunstenaar moeilijk afstand kon doen van mijn werk. Het zijn toch een soort zelfportretten, die ik nodig had om me verder te ontwikkelen. Mijn succes direct na de academie kwam eigenlijk te snel. Het overdonderde me."
Donders zit nu in rustiger vaarwater. Haar tijd is voor een groot deel gevuld met lesgeven aan de Klassieke Academie, die ze zelf met een bevriende kunstenaar heeft opgericht. Deze particuliere kunstacademie is van zo'n hoog niveau, dat de eerste lichting studenten haar eindexamenwerk in Museum De Buitenplaats kan exposeren. De wisselwerking tussen leerlingen en docenten werkt inspirerend op Donders werk, dat door haar collega docenten/kunstenaars evenwichtiger wordt genoemd. Zelf voelt ze zich vrijer om te schilderen wat ze wil. "Ik ben nog steeds verder aan het vereenvoudigen en ben benieuwd waar dat op uit komt."
De Lange Hofstraat op z'n Italiaans
"Die stalen brug vind ik prachtig. Maar die heb je ook in andere steden. En elke stad heeft een kerk. Ik heb uren rondgelopen in Zutphen, speurende naar die plek of die straat, die typerend is voor de stad. Ik wil een tekening maken, die nergens anders gemaakt kan worden. Zo koos ik voor de Lange Hofstraat. Ik maak altijd schetsen met Oost-Indische inkt en een rietpen en werk nooit met foto's. Die laten alles zien en dat wil ik niet. Het gaat me om de compositie en de vorm. In mijn tekeningen zoek ik naar de essentie. Ik laat dingen weg of vergroot ze uit. De kleuren komen later tijdens het drukproces."
Jeroen Hermkens (1960) geeft zijn Zutphenprent een Italiaanse touch. "Niet bewust," zegt hij. "Maar ik zou wel willen dat het hier meer op Italië lijkt." Wie kennis neemt van zijn vele prenten en schilderijen ziet dat hij de hele wereld bereist, maar relatief vaak Italië bezoekt. Zijn favoriete thema's zijn stadsbeelden en industrieel erfgoed.
Na de academie in Utrecht bekwaamde Jeroen Hermkens zich verder in de lithografie of steendruk in Parijs. Op geen andere plek in de wereld wordt die techniek zo ambachtelijk uitgeoefend. Hermkens drukt nu zijn litho's in zijn eigen Utrechtse atelier. Daar wordt de tekening met vet krijt of inkt getekend op enorme dikke plakken kalksteen. Daarna wordt de steen geprepareerd met Arabische gom en salpeterzuur. Een dag later wordt de steen natgemaakt. Waar de steen vet is blijft hij droog. Als de inktroller met grote druk over het papier op de steen gaat, hecht de inkt alleen op de droge plekken. Zo ontstaat een eerste drukgang, die afhankelijk van het aantal kleuren met meerdere stenen wordt herhaald.
Het is een oude techniek, die Hermkens tot in de perfectie beheerst.
De herbeleving van een plek
"Ik wilde met mijn prent de geur van de rivier oproepen. Dus kwam ik terecht in de uiterwaarden, een rommelig stuk land met slootjes, waar wat jongens rondhangen met een hengel. Aan de overkant zie je het keurige Zutphen."
Siemen Dijkstra (42) is een landschapskunstenaar. Baksteen vindt hij minder interessant. "Het gaat me om de ervaring van de ruimte. Die ervaring probeer ik vast te leggen in een prent. Het begint met een tekening en dat is meer dan de precieze weergave van een landschap. Het licht verandert, schaduwen verplaatsen zich, gedachten spelen mee. In mijn atelier beleef ik het landschap opnieuw en probeer door de verschillende drukgangen heen steeds verder door te dringen in de beleving van het landschap."
Dijkstra is nauw betrokken bij het landschap in zijn directe omgeving. "Sinds de Dwingelose heide een Nationaal Park is geworden is het rustige natuurgebied veranderd in een bouwput. Alles moet anders. Van alle plekken waarvan ik sinds 1995 prenten heb gemaakt is er niet een hetzelfde gebleven. Naast de herbeleving van een plek, zie ik het ook als een taak om de oude situatie van het landschap vast te leggen."
En dus werkt Dijkstra gestaag door in de idyllische boerderij in Dwingeloo, die hij deelt met zijn vrouw, de keramiste Elysia Verhoeven en zijn ouders. Dat Dijkstra en zijn vrouw elkaar in hun werk inspireren zie je het sterkst in de bomen van keramiek, die Verhoeven maakt door afdrukken te maken in klei van een overgebleven houtplaat. Die houtplaat heeft dan al heel wat drukgangen en kleuren gezien en is steeds verder met de guts bewerkt tot de laatste druk, die de prent compleet maakt. Over een prent doet hij een à anderhalve maand. "Ik hoop op een lang leven," zegt hij. "Met zes prenten per jaar heb ik nog vele jaren nodig om alles te maken wat ik wil."
Een prent als ontdekkingstocht
Waarom de torens van Zutphen? Het begon voor Rolf Weijburg (1952) met een verhaal van HC ten Berge. In dat verhaal staan twee mannen aan de oever van de IJssel. Ze vragen zich af, hoeveel torens Zutphen heeft. Vier of vijf? "Ik ben gaan wandelen en fietsen en vond nog veel meer torens, verspreid over stad. Het mooist vond ik de St. Janskerk, die spitse toren met dat sobere bovenstukje, die je ook vanaf de binnenplaats van Bozana Milic' galerie kan bekijken."
Ik heb ze allemaal in kaart gebracht."
Het typeert Weijburg dat hij het woord 'in kaart gebracht' gebruikt. Het is de terminologie van de reiziger, die elke nieuwe plek wil leren kennen en verbeelden. Niet voor niets maakt hij jaarlijks de omslagen van de verre reizengids van Djoser. Weijburg combineert zijn passie voor reizen met zijn kunst. De etsen, die hij maakt, hebben vaak dezelfde vorm, een stukje tekst, (in het geval van de Zutphen prent een fragment uit het verhaal van HC ten Berge), een plattegrond en een aantal bijzondere bouwwerken of objecten uitgelicht. Het zijn een soort dagboekpagina's van een reiziger. Weijburg reist om te kunnen etsen en etst om te kunnen reizen. "Het een houdt het ander in stand"zegt hij. Ik was al jong dol op atlassen en reisverhalen. Ik besloot sociale geografie te gaan studeren, maar het enige vak, dat ik leuk vond was cartografie. De rest vond ik gortdroog en ik besloot naar de kunstacademie te gaan." Er was binnen die studie tijd genoeg om verre reizen te maken en na elke reis had hij weer voldoende inspiratie voor tekeningen, etsen en boeken. In 2009 kwam hij in het nieuws met het ultieme reisboek, waaraan hij vanaf 1977 werkte. In "The World at home", brengt hij vierhonderd landen in beeld via ansichtkaarten, die hij zelf naar huis stuurde of liet sturen door andere reizigers. Elke pagina is een kleine ontdekkingstocht.
Mickey Mouse en Mercurius in een verhaal over de Bourgonjetoren
Waarom de Bourgonjetoren? "Ik wandelde door Zutphen en zag de schelpentoren aan het 's Gravenhof. Daarna viel mijn oog op een koepeltje op een muur. Dit bleek de theekoepel op de Bourgonjetoren te zijn." Gea Karhof (65)ging in het stadsarchief op zoek naar de geschiedenis van die toren en ontdekte dat Johannes Florentinus Martinet in de achttiende eeuw daar de beroemde 'Katechismus der Natuur'schreef. Ze fantaseerde hoe hij daar bovenin de toren de wonderen van het leven op aarde beschreef en nadacht over het mysterie van het universum. "Ik voelde meteen verwantschap, want ook in mijn werk zit die verwondering over het heelal en onze plek daarin. Die verwantschap bleek nog groter dan ik dacht."
Karhof komt uit Edam en woont daar in een oud binnenstadshuis. Het is heel aannemelijk dat Martinet daar ooit is geweest, toen hij van 1759 tot 1775 predikant was in Edam. Hij tekende daar sneeuwkristallen, die nog te vinden zijn in het Waterlandarchief. Ook dat stuk van zijn werk verwerkte de kunstenares in haar Bourgonjetoren.
"Op mijn prent zie je de IJssel, zoals ik die in het archief gevonden heb op een oude kaart. Daaronder zie je nog het reliëf van een oude stadskaart. Engelen en moderne striphelden bevolken de Melkweg bovenin mijn prent. Zo verbind ik heden en verleden. De tekst die je ziet, is een tekst uit de stadsbrief van Zutphen uit het jaar 1210."
Karhof vatte ook een liefde op voor de schelpenkoepel. "Daar wil ik nog graag eens een prent van maken." Tien schelpen tekende ze alvast in haar versie van de Bourgonjetoren.
De kunstenares heeft een heel eigen techniek. Ze tekent haar ontwerp op een koperplaat en etst die daarna in met ijzerchloride. Na het afdrukken kleurt ze de prenten stuk voor stuk met de hand in. Tenslotte brengt ze bladgoud aan, waarin ze kleine tekeningen maakt.
Een Japanse touch
Deze plek aan de IJssel lag voor de hand. Wendelien Schönfeld (1950)heeft kijk op rivieren. Jarenlang voer ze mee op een vrachtschip door Nederland. Als vierentwintigjarige academiestudent fietste ze langs de Waal om haar leraar Willem den Ouden te bezoeken. Ze zag de schepen op de rivier en bedacht hoe het zou zijn om op zo'n schip mee te varen en te kunnen tekenen en schilderen. Ze raapte alle moed bij elkaar en ging in de haven in Rotterdam langs de schepen die daar, zes rijen dik, lagen te wachten op lading. Bij een vrouwelijke schipper had ze succes. Ze mocht één week mee, maar het werden er veel meer. Vijf jaar geleden voer ze voor het laatst mee. Vanwege de leeftijd besloot het schippersechtpaar te stoppen en Schönfeld maakte van die gedenkwaardige reis twee prenten. "De IJssel was voor mij het mooist, omdat je vanaf die rivier zo goed de oever kunt zien."
Toch zat er aan aanvankelijk geen schot in de totstandkoming van de beloofde Zutphense houtsnede. Schönfeld had in 2010 net een omvangrijke opdracht afgerond met het vereeuwigen van het interieur van Hotel Turgot in Parijs in tekeningen, gouaches en prenten. Daar merkte ze dat juist haar schetsen en gouaches een puurheid bezaten, die in haar houtsneden veel moeilijker tot stand komt.
Maar nieuwe inspiratie diende zich aan. Ze werd gevraagd om een tentoonstelling te openen van Japanse prenten in een klein privémuseum aan de Keizersgracht in Amsterdam, Nihon no Hanga. Die prachtige prenten uit de periode 1920-1940 waren voor mij een eyeopener. "De volgende dag ben ik aan de Zutphenprent begonnen. Ik heb goed naar de Japanse prent gekeken en mijn techniek aangepast. Kijk dat oranje bij de brug staat nu op zichzelf. Kleuren in mijn prenten hebben meestal iets van een schotse ruit. Mijn Zutphenprent is anders. Die kreeg een Japanse touch."04/10/2010